Kwaliteitsattributen nemen een belangrijke plaats in bij de onderlinge afstemming tussen de bedrijfs-, informatie- en infrastructuurdisciplines in het architectuurproces.
Een kwaliteitsattribuut is een eigenschap van een functie. Het beschrijft niet de functie zelf, maar een aspect van de wijze waarop de functie zich gedraagt, en aan welke eis in dat verband wordt voldaan. Een kwaliteitsattribuut voorziet daarmee in de wens de geschiktheid en passendheid van een functie aan te geven.
Vanuit de onderlinge afstemming kunnen binnen iedere discipline oplossingen worden uitgewerkt die niet op zichzelf staan, maar consistent en passend zijn voor het geheel van de architectuur. Naast de specifieke kwaliteitsattributen uit de bedrijfs- en informatiearchitectuur, heeft infrastructuurarchitectuur zijn eigen set aan kwaliteitsattributen. Vanuit de doelstelling infrastructuurfunctionaliteit te bouwen als nutsvoorziening zijn enkele kwaliteitsattribuutgroepen te onderscheiden, ieder met meerdere kwaliteitsattributen, die uitdrukking geven aan de inherente kwaliteit van infrastructuuroplossingen.
In de tabel hieronder wordt verwezen naar zes kwaliteitsattributen met de grootste relevantie voor infrastructuur voorzieningen, ondergebracht in drie kwaliteitsattribuutgroepen.
Kwaliteitsattribuutgroep | Kwaliteitsattribuut |
---|---|
Flexibiliteit | Aanpasbaarheid |
Schaalbaarheid | |
Onderhoudbaarheid | Beheerbaarheid |
Verrekenbaarheid | |
Betrouwbaarheid | Beschikbaarheid |
Integriteit |
De aanpasbaarheid van een oplossing bepaalt hoe makkelijk of moeilijk een verandering is door te voeren. De aanpasbaarheid wordt bevorderd door het modulair opbouwen van systemen (met behulp van standaard componenten), het gebruik van gestandaardiseerde protocollen en hulpmiddelen, en het beperken van complexiteit van geboden functionaliteit (diensten).
De schaalbaarheid van een oplossing bepaalt hoe makkelijk of moeilijk de capaciteit van een geboden (deel)oplossing is te wijzigen. Infrastructuuroplossingen kennen een interne en een externe schaalbaarheid. Interne schaalbaarheid wordt geleverd door schaalbaarheid (uitbreidbaarheid) van componenten zelf, externe schaalbaarheid wordt gerealiseerd door meerdere componenten parallel in te zetten. Bij de bepaling van de schaalbaarheid van een oplossingen verdienen koppelvlakken en aggregatiepunten extra aandacht, omdat daar de meeste knelpunten optreden.
De beheerbaarheid van een oplossing bepaalt hoe moeilijk of makkelijk het is om een systeem operationeel bruikbaar te houden. Onderdelen die hierin een rol spelen zijn de mogelijkheden tot gestandaardiseerde bewaking (monitoring en alerting), standaardisatie en complexiteit van beheerinterfaces en -hulpmiddelen, en de benodigde specialisatie van beheerders.
Helaas bestaat geen goede vertaling van het Engelse “accountability”, dus gebruiken we in het Nederlands “verrekenbaarheid” of “toerekenbaarheid”. De verrekenbaarheid van een oplossing bepaalt hoe makkelijk de gebruikskosten zijn te meten en in rekening te brengen. De mogelijkheid tot het definiëren van eenheden (zoals Bouwblokken en Elementen) en de daaraan gerelateerde kosten (aanschaf-, exploitatie- en verwijderingskosten) vergemakkelijkt de verrekenbaarheid van een oplossing.
De beschikbaarheid van een oplossing bepaalt de garantie dat een oplossing tijdig, correct en adequaat functioneert, afhankelijk van geleverde input. Hiermee wordt niet alleen het ‘in werking zijn’ van de functionaliteit bedoeld, maar ook dat de gespecificeerde prestatie – op basis van de verwachte input – wordt gehaald. De gegarandeerde beschikbaarheid van infrastructuur services wordt meestal verhoogd (zowel qua performance als bereikbaarheid) door meerdere instanties van een service in te zetten. Om deze hogere beschikbaarheid te kunnen benutten, dient de applicatiearchitectuur hierop aan te sluiten.
De integriteit van een oplossing bepaalt hoe makkelijk of moeilijk het is misbruik te maken van een systeem (al dan niet met schade tot gevolg). Integriteit wordt gerealiseerd middels diverse maatregelen, die verschillende soorten van misbruik tegengaan:
Beveiligingsmaatregelen zijn dikwijls complementair aan elkaar, in veel modellen is ook beschikbaarheid een onderdeel van beveiliging. Als classificatie van data wordt dan ook veelal de zogenaamde BIV-codering gehanteerd, waarmee data en toepassingen worden ingedeeld op Beschikbaarheid, Integriteit en Vertrouwelijkheid. DYA|Infrastructuur respecteert deze indeling, maar kiest voor het architectuurproces voor een eigen indeling, om te borgen dat het Kwaliteitsattribuut ‘beschikbaarheid’ in de volle breedte wordt ingevuld.
Een groot risico ten aanzien van beveiliging is dat het een eigen leven gaat leiden, zodat gebruiks- en beheereisen onnodig sterk gefrustreerd worden door te stringente beveiligingsmaatregelen. Beveiligingseisen dienen daarom altijd eerst gerelateerd te worden aan de dagelijkse praktijk en de daar geldende normen. Hiermee worden de technische beveiligingsmogelijkheden in perspectief geplaatst.
De hier gegeven omschrijving van Kwaliteitsattributen is richtingduidend. Omdat per organisatie een verschillende invulling aan Kwaliteitsattributen kan worden gegeven is in de praktijk nadere precisering nodig. Daarbij komt dat Kwaliteitsattributen niet per definitie heilig zijn. De zes hier benoemde Kwaliteitsattributen zijn het meest passend bij de ‘infrastructuur als nutsvoorziening’-doelstelling, maar ook andere Kwaliteitsattributen kunnen binnen een organisatie van betekenis zijn. DYA|Infrastructuur schrijft Kwaliteitsattributen dus niet dwingend voor. Zolang Kwaliteitsattributen niet geforceerd vanuit andere vakgebieden worden opgelegd, maar intrinsiek bij het eigen vakgebied passen, zijn ze legitiem. Wezensvreemde Kwaliteitsattributen zullen wellicht binnen de dialoog lijken te functioneren, maar zijn uiteindelijk nietszeggend bij het vormgeven van werkelijke oplossingen.
Het is dikwijls erg moeilijk om Kwaliteitsattributen vooraf uitputtend te kwantificeren. In het architectuurproces gaat het vooral om de afweging en prioriteitsstelling tussen de verschillende Kwaliteitsattributen onderling. Tijdens het ontwerpproces (wanneer het gaat om een concrete oplossing in een concrete context) dienen relevante Kwaliteitsattributen daarom verder te worden gespecificeerd en uitgediept. Idealiter worden tijdens de ontwerpfase ook de (infrastructuur)testplannen opgesteld, waarmee bijna vanzelfsprekend nadere specificatie van Kwaliteitsattributen plaatsvindt.
Binnen DYA|Infrastructuur krijgen de Kwaliteitsattributen een expliciete rol binnen het Bouwblokkenmodel, dat in de volgende paragraaf wordt neergezet.
Oorspronkelijke artikelen stonden op sogeti.nl
Discussieer mee op LinkedIn.
Mogelijk is dit een vertaling van Google Translate en kan fouten bevatten. Klik hier om mee te helpen met het verbeteren van vertalingen.